Zuidbarge is van oudsher verbonden geweest met water. Eerst met het Bargermeer en de riviertjes de Delft, later met het Oranjekanaal. Het Bargermeer betrof een natuurlijke laagte die gevuld was met (ondiep) water met een oppervlakte van ca. 400 ha. Rondom het Bargermeer zijn meerdere locaties bekend waar in het verre verleden nederzettingen zijn geweest.


Het Bargermeer lag ten oosten en ten westen ingesloten tussen twee zandruggen (uitlopers van de Hondsrug) en ten zuiden werd het begrensd door een hoogveengebied. 
Het meer is voor de bevolking van Zuidbarge altijd van groot belang geweest. Niet alleen vanwege de rijkdom aan vis, maar ook voor de vlasteelt en als waskom voor de schapen.

Zuidbarge ligt op de westelijke zandrug en het overtollige water uit het meer werd afgevoerd door een tweetal riviertjes (Garminge Delft en Boerendelft) die hun weg vonden via de zuidkant van het meer en de zuidkant van Zuidbarge. De Garminge Delft liep ruim ten noorden van de molen en vervolgens aan de oostzijde Achter de Smidse naar de Rietlandenstraat en zo richting het westen. De Boerendelft liep langs de zuidkant van de molen en vervolgens langs de zuidwest zijde Achter de Smidse/Rietlanden naar een verderop gelegen deel van de Rietlandenstraat waar de Garminge Delft en de Boerendelft samen kwamen.

Het einde van het meer en de riviertjes: Door het graven van het Oranjekanaal liep het Bargermeer voor een groot deel leeg.  Om het meer helemaal leeg te maken werd door de DMVKM met de Boermarke afgesproken dat er aan het einde van het Oranjekanaal (nabij de sluis) een aparte afwatering werd gegraven richting het meer.